
Spreekwoorden: (1914)
Zijne (of de) piek schurend.i. vluchten, deserteeren; syn. zijn kwast schuren (Spaan, 61; 162; Ndl. Wdb. VIII, 7231); vgl. Gew. Weeuw. III, 27: Zy schuerden haer piek, en veranderden van quartier; Paffenrode, 100; Spaan, 165; Halma, 503: Zijne piek schuuren, se tirer le nerf, gagner au pied; Sewel, ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Zijne (of de) piek schurend.i. vluchten, deserteeren; syn. zijn kwast schuren (Spaan, 61; 162; Ndl. Wdb. VIII, 7231); vgl. Gew. Weeuw. III, 27: Zy schuerden haer piek, en veranderden van quartier; Paffenrode, 100; Spaan, 165; Halma, 503: Zijne piek schuuren, se tirer le nerf, gagner au pied; Sewel, ...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.